Het Markiezaatsmeer

Het Markiezaatsmeer is een deel van de Oosterschelde dat in 1984 in het kader van de Deltawerken van de zee is afgesloten door een nieuwe dam, de Markiezaatskade. Achter de kade ontstond het Markiezaatsmeer. Het meer maakt deel uit van wat vroeger werd omschreven als het Verdronken land van het Markiezaat van Bergen op Zoom. Dit gebied ligt ten zuidwesten van Bergen op Zoom en ten noordwesten van Woensdrecht. Sinds de afsluiting door de Markiezaatskade heeft het zich ontwikkeld tot een zoetwater-moerasgebied. Samen met de voormalige kustgebieden het landgoed Mattemburgh aan de oostzijde, de Molenplaat aan de noordzijde en de Hogerwaardpolder aan de zuidzijde vormt het een aaneengesloten natuurgebied van 1 955 ha. Daarvan is ongeveer 1 000 ha. open water. Het ontstane natuurreservaat aan de zuidoever wordt thans het Markiezaat genoemd.


In 1530 zorgde de Sint-Felixvloed ervoor dat dit gebied de naam ‘Verdronken land van het Markiezaat van Bergen op Zoom’ kreeg. Lange tijd was het een getijdengebied waar het water van de Noordzee en de Schelde elkaar ontmoetten. Sinds in 1868 het Kreekrak werd afgesloten, maakte het Markiezaat deel uit van de Oosterschelde. Door het aanleggen van de Oesterdam en een dijk ten oosten van het Schelde-Rijn kanaal ontstond in 1984 een meer dat na enkele jaren zoet is geworden. Tot de afdamming was er een getijdeverschil van wel 5 meter. Bij vloed reikte het water tot aan de voet van de Kraaijenberg, één van de vooruitgeschoven punten van de Brabantse Wal. In de schorren waren diepe kreken uitgesleten. De zoutwatervegetatie bestond uit soorten als lamsoor, zeekraal, zeeaster, zoutmelde en slijkgras. Er foerageerden vele steltlopers op de droogvallende slikken.


De vaarroute tussen Schelde en Rijn (ofwel tussen Antwerpen en Rotterdam) mocht ingevolge internationale afspraken niet door getijdewater gaan. Daarom werd in 1984 eerst de Markiezaatskade en later parallel daaraan de Oesterdam aangelegd. Dit had vanzelfsprekend grote gevolgen voor het Markiezaat. De zoutvegetatie verdween; ruigteplanten, zoals akkerdistel en wilgenroosje, verschenen. Ook ontstond opslag van vlier.


Ook het relief van het gebied veranderde: (aanvankelijk hoger liggende) delen met klei klonken aanzienlijk in, waar zand was afgezet (in en langs de kreken) trad geen inklinking op. Vandaar dat nu kreekruggen als lintvormige verhogingen in het landschap terug te vinden zijn. De verzoeting van het water is ook niet op alle plaatsen gelijk verlopen: zoete kwel langs de Brabantse Wal zorgde voor snelle verzoeting (bijvoorbeeld in de plasjes die aan de voet van de Kraaijenberg werden gegraven). Kreekbodems verzoetten aanzienlijk minder snel. Daar komen nu nog zoutwaterplanten zoals zeeaster voor. Het meer zal pas over 20 jaar volkomen zoet zijn.


Het Markiezaat wordt beheerd door het Brabants Landschap. Het beheer is erop gericht het Markiezaat zich te laten ontwikkelen tot een zo gevarieerd mogelijk moeras-ecosysteem. In de toekomstvisie van de terreinbeheerder zal er een groot aantal terreintypen ontstaan van opgaand loofbos, dichte rietoevers, ruige halfopen schorren, kortgrazige open schorren en drassige oeverzones tot open water. Om voldoende variatie te bereiken wordt o.a. begrazing toegepast.